Persoonlijk

INHOUD:

Inleiding – Wat kan ik doen? – Meditatie – Denkrichting – Ontwaking – Ontsluiering

 

Inleiding

Stichting Levend!leven heeft tot doel een maximaal aantal mensen te bereiken met een uitnodigend aanbod. Voor wie bereid is hierop in te gaan kan het leven wellicht een nieuwe wending nemen. Het is goed mogelijk, dat de handreiking leidt tot een merkbare verlichting van het leven.

De stichting nodigt elke belangstellende uit -door het lezen van enkele teksten- zich te laten meevoeren op een verkenningstocht naar een veelbelovend terrein. Dit is in principe voor iedereen vrij toegankelijk; sterker nog: het wacht in onszelf om te worden ontgonnen.

Het is totaal vrijblijvend om niet of wel aan zo’n ontdekkingstocht deel te nemen. Wie de moeite van het lezen er níet voor over heeft, is geenszins knapper, dommer, beter of slechter dan degeen, die zich er wél toe zet. Het enige verschil is, dat hij of zij de kans op ontdekking langs deze weg wel of niet mist.

Natuurlijk betekent het missen van zo’n kans lang geen ramp: er zijn meer wegen die naar hetzelfde doel leiden. Wat de één aanspreekt kan voor de ander onaantrekkelijk zijn en die vindt dan wellicht nog wel eens een andere invalshoek om het bewustzijn te onderzoeken.

Want daarom gaat het: beschik ik over een vermogen om mijn kijk op het alledaagse bestaan een positieve impuls te geven? Kan ik via mijn bewustzijn een heldere blik op allerlei situaties verwerven en mijn dagelijks leven daardoor werkelijk verlichten? Zou ik vervolgens ook voor anderen meer kunnen betekenen?

In beginsel is het antwoord op al deze vragen: ja, elk gemiddeld denkend mens kan het hier bedoelde hogere bewustzijnsniveau deelachtig worden. Een ander instrument dan het eigen denken is daarvoor niet nodig en iedereen kan zich in eigen tempo ontwikkelen.

 

Wat kan ik doen?

Ik moet vooral mijn best doen om mijn denken zo min mogelijk zijn eigen gang te laten gaan!

Tegelijk heb ik mijn brein natuurlijk hard nodig om de beoogde ontdekkingstocht te maken. In deze paradox ligt mischien wel de grootste hindernis besloten op onze weg naar hoger bewustzijn.

De oplossing hiervoor vinden we in de onvoorwaardelijke bereidheid ons absoluut los te willen maken van alle vastgeroeste gedachten en gewoonten, die zich in de loop van ons leven hebben opgehoopt. We moeten proberen volledig afstand te nemen van onze zo vertrouwde denkbeelden en bewust in ons denken ruimte maken voor een andere manier van ‘kijken’.

Daarmee is natuurlijk niet bedoeld het kijken met de ogen, maar het ‘kijken’ via ons innerlijke beoordelingsvermogen. In het bijzonder moeten we bereid zijn om de vanzelfsprekendheid te wantrouwen, waarmee we alles om ons heen meestal automatisch een plek geven op het zo vertrouwde uiterlijke wereldtoneel.

Die vaste plekken en bepaalde indeling van ons wereldbeeld zijn immers een direct gevolg van alles wat we in het verleden hebben meegemaakt: invloeden uit onze opvoeding, school- en werkomgeving, emotionele ervaringen, verworven overtuigingen, opgedrongen ideeën, e.d. Ik denk ‘het’ wereldbeeld te zien, maar het is niet meer dan ‘mijn’ wereldbeeld.

Op grond van hun uiteenlopende ervaringen in het leven kunnen de mensen onmogelijk allen een identiek beeld hebben van al het bestaande inclusief de levende wezens om hen heen.

Wat de één een hoog gebouw vindt, ziet een ander (die bijvoorbeeld opgroeide tussen de wolkenkrabbers) als een gewoon optrekje. De één vindt iemand aardig en de ander niet.

Ik kan simpelweg gaan leren kijken zonder te oordelen. Ik moet leren waarnemen als een objectief fotoapparaat zonder een waardeoordeel te verbinden aan wat ik zie. Dat kan mij lukken, wanneer ik mij steeds bewust ben van wat ik bekijk. Ik vraag me dan regelmatig af of ik automatisch een bekende indruk van vroeger reproduceer, dan wel het object -ook al is het bekend- bij vol bewustzijn als nieuw kan zien.

Door dit te oefenen ontwikkel ik het vermogen om gelijktijdig meer dan één aspect te ‘zien’ (nogmaals: níet met de ogen, maar innerlijk) van een object, dat ik voorheen alleen aan de buitenkant waarnam. Ik ga ontdekken dat alles ‘minstens twee kanten’ heeft en in de meeste gevallen veel meer dan dat. Hoe meer ik mij distancieer des te meer kan ik gewaar worden.

Geleidelijk aan zal ik bij steeds meer bewuste waarnemingen gaan aanvoelen, dat er bij al het bestaande zelfs sprake is van een innerlijke component, die de omgeving, het object of wezen een specifieke waarde verleent. Op den duur kan de kwantitatieve vorm van hetgeen ik zie meer vervagen en (voor mij) minder belangrijk worden dan de individuele van-binnen-uit getoonde kwaliteit. Kortom:

Door het trainen van ‘afstand nemen’ tot het waargenomen object zonder er een subjectief oordeel over te geven (laat staan er een emotionele lading aan te verbinden), breng ik mijn bewustzijn op een ander niveau. Ik zie als het ware vanaf een gevoelsmatig hoger standpunt, dat alles wat bestaat en leeft meerdere aspecten en vooral innerlijke waarde heeft.

Een dergelijke training heeft plaats tijdens het gewone dagelijkse leven en is voor iedereen mogelijk. Nauwkeuriger gezegd: het bestaan van alle dag is eenvoudig de leerschool, waar de oefeningen het beste resultaat kunnen boeken. Ons dagelijkse leven is immers vol praktische gelegenheden, waar we afstand-nemen en niet-oordelen kunnen testen.

In plaats van mij op te winden over iets wat mis gaat kan ik het gesprek zoeken. In plaats van jaloersheid toe te laten kan ik de ander wat gunnen. In plaats van veel te praten kan ik eerst eens goed toehoren. In plaats van iemand te haten kan ik zijn goede kanten ontdekken.

Parallel aan deze training is een tweede ontwikkeling essentiëel: het verwerven van de eerlijke instelling van verwondering, overgave, toewijding, bescheidenheid, deemoed, ontzag, bereidheid, achting en bewondering. Dit zijn die facetten, waarbij ik mijzelf terugstel ten opzichte van de ander of van iets hogers.

Dat gebeurt natuurlijk niet allemaal tegelijk in de richting van elk willekeurig doel; zo is het ook niet bedoeld. Het gaat ook hier om bewust elke gelegenheid te herkennen en aan te grijpen, waar deze kenmerken -als het even kan- tot hun recht kunnen komen. Het oefenen híervan is vermoedelijk van nog groter belang dan het eerder vermelde distanciëren, want vooral déze eigenschappen leveren de beoogde uitrusting voor onze ziel.

Een derde en laatste aspect betreft het geleidelijk los laten van mijn ‘gegroeide’ verbindingen met de uiterlijke wereld en -daarvoor in de plaats- het meer concentreren op mijn innerlijk leven. Dit is zeker niet een pleidooi voor het terugtrekken in een klooster. Ook een dergelijk streven kan ik inlassen binnen mijn dagelijks werk.

Want ook hiervoor heb ik de gebeurtenissen in de buitenwereld nodig: ik kan daaruit namelijk mijn ervaringen putten en heel bewust elke dag overdenken, wat deze mij hebben geleerd. Ik kan met volle teugen aan alles deelnemen en van alles genieten, indien ik het maar gebruik om bewust met die ervaringen mij innerlijk te verrijken en mijn waardebesef te verdiepen.

 

Meditatie

Wie een passende plaats heeft en de tijd ervoor vrij wil maken kan zichzelf een potentiële procesversneller bezorgen in de vorm van regelmatige meditatie. ‘Potentiëel’, want het effect is volkomen afhankelijk van de manier, waarop men mediteert. Het maximale resultaat ervan is bereikbaar, zodra ik er in slaag mijn denken volledig tot stilstand te brengen. Dit kan lang niet iedereen zomaar tot stand brengen.

Als weg naar dit streven zijn diverse hulppatronen bedacht. Eén ervan is de methode om een reeks vaste beelden of teksten bewust in gedachten te volgen. Dit biedt in elk geval de kans, dat de gebruikelijke onwillekeurige gedachtenstroom wordt onderbroken. Niet gegarandeerd maar wel waarschijnlijk is, dat circa een jaar in een dagelijks ritme mediteren iets oplevert. Al is het alleen de winst, dat het denken leert gestuurd te worden in plaats van zelf te sturen.

Over meditatie is veel geschreven. Het is in principe de meest directe weg om afstand te nemen tot mijn fysieke lichaam, waarmee ik verankerd lijk te zijn in de fysieke omgeving. Ik kan het bewijs ervaren mentaal onafhankelijk van het lichaam te kunnen bestaan. Ik ervaar dan als louter bewustzijn ’toeschouwer’ te zijn.

Overigens is hier een duidelijke kanttekening op zijn plaats. Het is absoluut niet essentiëel, dat ik zoiets beleef en nog minder interessant is, in hoe korte tijd ik dat bereik. Van werkelijk belang is hoe ernstig ik met het proces van bewustzijnsontplooiing bezig ben: hoe regelmatig en vaak, hoe ontspannen en bewust. Voor meditatie gelden de volgende voorwaarden:

1) Vast besluiten zich elke dag (zo mogelijk op een vast tijdstip) gedurende 15 tot 30 minuten in absolute stilte terug te trekken, op een afgezonderde plek in de natuur of thuis achter een gesloten deur: rechtop zitten (zonder rugleuning), met de voeten naast elkaar, aanvankelijk aangetrokken buikspieren (ontspant zich vanzelf), de handen op de knieën en ogen gesloten.

2) Vervolgens eerst lichamelijk en dan geestelijk volledig ontspannen, de maalstroom van het denken proberen te stoppen en zich ‘leeg’ maken: eerst gewoon belangstellend, open zijn voor de verborgen mogelijkheden in zichzelf, maar zich dan geleidelijk terugtrekken in eigen diepte, opkomende gedachten terugwijzen en stil worden, vrij van elke wens of verwachting.

 

Denkrichting

Uiteindelijk is het doel van bewustzijnsontplooiing het ontdekken van de ultieme denkrichting. Deze kunnen we kiezen: benaderen wij de dingen vanuit de gewone aardse omgeving, dus van buiten af of ‘kijken’ we van binnen uit (met ons ‘geestelijk oog’) naar de uitdrukking van onszelf en de dingen om ons heen in de fysieke natuur?

Het laatste duidt op de richting, waarlangs het diepste wezen van iemand via een extra dimensie op de ons omringende wereld kan toezien. Het is precies andersom als de richting waarlangs de meeste mensen nu nog hun omgeving verkennen. De dimensie-oorsprong is het super-ego of datgene, waarmee de mens aansluiting heeft in het universele bewustzijn.

De mensen voelen zich in het algemeen geworteld in hun uiterlijke verschijning, die een vast deel uitmaakt van de fysieke wereld. Hij of zij vertoont zich nu eenmaal via zijn of haar lichaam: het instrument waarmee iemand denkt, voelt en handelt. De uiterlijke verschijning draagt ook de roepnaam, welke de ouders bij de geboorte voor het verblijf op aarde mee gaven.

Zelfs wanneer iemand aan spirituele onderwerpen toekomt, denkt hij of zij daaraan aanvankelijk nog met de hersenen, dus via het lichaam. Het fysieke lichaam is steeds het concrete instrument, waarmee elk onderzoek een aanvang neemt.

Het drukke bestaan van vele mensen, volkomen gebonden aan het leven van alledag, laat nauwelijks een andere benadering toe dan de dingen te kennen vanuit hun meest dichte, uiterlijke vorm. In den regel komt pas lange tijd ná de materiële ondervindingen van het leven ruimte voor een kennismaking met het minder stoffelijke, waarin de diepere betekenis van de dingen schuilt.

Het is de omgekeerde rangorde hiervan, die bedoeld is als de ultieme denkrichting. Dat wil dus zeggen: zich eerst bewust zijn van de spirituele werkelijkheid van zichzelf en anderen. En pas daarná -waar dat nog nodig is- met het ‘geestelijk oog’ naar de fysieke vormen ‘kijken’.

Datgene wat dan ‘kijkt’ is mijn oorspronkelijke diepste wezen: de spirituele kern, die ik ben.

 

Ontwaking

Het spreekt vanzelf, dat dit diepste beginsel niet iets is, dat op een keer bij mij naar binnen komt en mij op een ander moment weer kan verlaten. Het was en is er altijd al en zal het wezenlijke ook altijd blijven. Was dit niet het geval, dan zou het niet voldoen aan de definitie van ‘het diepste’ in mij. Er zou dan immers altijd nog iets anders zijn dat wezenlijker is; en dan zou dít het diepste in mij vertegenwoordigen.

Ongeacht van welke aard dit ‘diepste’ ook is: in de kern van mijn wezen ben ik niets anders dan dit beginsel. Maar wat is dan mijn lichaam? Dit is de stoffelijke vorm, waarmee ik mij op deze aardbol manifesteer, oftewel: waarmee mijn beginsel zich uitdrukt in de tastbare wereld.

Tijdens het leven op aarde bezielt het spirituele beginsel het stoffelijk lichaam, anders zou dit niet leven. Een níet bezield lichaam kan immers onmogelijk bij elkaar gehouden worden en valt uiteen. Zeer waarschijnlijk is iedereen het wel eens over de noodzaak van een permanent bezielend beginsel in elk levend wezen.

Iets heel anders is de vraag in hoeverre de mens zich voorheen al bewust was van die wezenlijke structuur in zijn of haar natuur. Vermoedelijk zijn de meeste mensen in de huidige fase van evolutie zich niet volledig bewust van het feit, dat zij in hun kern spiritueel en onvernietigbaar zijn. Dit geldt weliswaar voor alle levende natuur, maar de mens kan zich  -als enige- daarvan ook bewust zijn. Om dit bewust worden gaat het hier.

Op zichzelf is het ‘nog niet bewust zijn’ wel begrijpelijk binnen het evolutionaire kader van de tegenwoordige tijd. Het behoeft geen probleem te betekenen voor onze samenleving, voorop gesteld dat wij het half bewust functioneren definiëren als een algemeen aanvaardbare evolutiefase.

Tegelijkertijd sluit dit niet uit, dat de evoluties van meerdere individuele deelnemers aan de wandeling op aarde zich in onderling verschillende stadia van ontwikkeling bevinden. Op grond hiervan begrijpen wij -en daar is niets mis mee- dat er voor de één misschien nog níet en voor de ander al wél iets te ontsluieren valt. Iets dat erop wacht te worden ‘ont-dekt’.

Zodra ik mijn spirituele kern bewust word, vernieuw ik mij en word ik als het ware ‘wakker‘.

 

Ontsluiering

Na het ontdekken van deze mogelijkheid kan het bijna niet anders, dat zo’n ‘vernieuwd’ mens niet meer geheel terug valt in zijn of haar vroegere levensbeschouwing en -houding. Hierna volgt waarschijnlijk het nauwelijks te ontwijken proces van verder zoeken naar een nadere uitwerking van de nieuwe zienswijze.

Het ‘ontwaken’ kan het karakter krijgen van een soort inwijding. Een nieuwe opening voor het bewustzijn is kenbaar geworden. In zijn diepste wezen ervaart men het als een verlichting en de andere denkrichting vanaf dat moment als ‘weg’: zijn of haar individuele weg.

Hoe lang daarna een verdere bewustwording op zich laat wachten is in wezen minder belangrijk. Voor elk individu is een andere ervaringsperiode passend en gewenst; elk mens heeft zijn of haar eigen omwegen nodig. ‘Tijd’ is een begrip uit de fysieke omgeving en is daarbuiten eigenlijk ondergeschikt.

Wat telt is uitsluitend de ontdekking van de eigen essentie en het van hieruit leven. Sommigen zullen die essentie aanduiden als het goddelijk beginsel, dat elk levend wezen bezielt; anderen noemen het super-ego; ook de naamgeving is natuurlijk  van minder belang. Net zo als onze burgerlijke naam maar een tijdelijk hulpmiddel is in onze fysieke omgeving. Elk bewustzijn zal zich als (naam- en tijdloze) vrije monade in eigen tempo en langs eigen banen verder ontwikkelen. Meer hierover is te vinden in de tekst ‘Makrokosmos’.