Basisvragen

INHOUD:

Inleiding – Dimensie – 1: Vlakland – 2: Binnenwand – Gedachten – Werkelijkheid

 

Inleiding

De basisvragen die elk denkend individu vroeg of laat kan stellen zijn:

Vanwaar kom ik, wat ben ik en waarheen ga ik? Met name ‘Wat ben ik?‘ kan voor wie dan ook op enig moment belangrijker worden dan ‘Wie ben ik?’.

Met het ‘wie‘ van iemand bedoelen we over het algemeen de naam dragende persoonlijkheid waartoe een mens zich ontwikkelt en waarmee hij of zij zich aan de omgeving (én veelal aan zichzelf) presenteert.

In de evolutiefase die we nu doormaken lijkt het wel alsof de meeste mensen denken, dat ze niet meer dan de uiterlijke presentatie van hun ‘ik’ ook zijn. Ze willen eenvoudig geloven in het type dat zij aan hun omgeving tonen, ook al voelen ze vaak diep in hun hart, dat iets in hen zich anders zou willen uiten en ontwikkelen. Dit ‘iets’ houdt verband met ‘Wat ben ik?‘.

Natuurlijk is er geen bepaalde leeftijd voorgeschreven of in het algemeen vast te stellen, waarop jongeren en ouderen zich voor het eerst met de basisvragen kunnen of willen bezig houden. In meerdere landen en bevolkingsgroepen komt het nooit of nauwelijks aan de orde, omdat het niet past in hun evolutionaire fase of omdat de mensen nog volkomen in beslag genomen worden door hun alles verdringende zorg voor het dagelijkse bestaan.

Zodra er wél enige ruimte is gekomen voor de mogelijkheid tot oorspronkelijk denken blijven nog talrijke factoren bepalend voor het tijdstip, waarop iemand -vaak met grote verbazing- ontdekt dat hij of zij zulke vragen kan stellen.

Bepalende factoren zijn onder meer aanwezig door de omgeving, waarin iemand wordt geboren: het land met zijn specifieke natuur- en klimaatinvloeden, de regionale cultuur met normen en gebruiken, het opvoedingsmilieu, gezinsvorm en type ouders, de school met gegeven leerkrachten en vrienden, een beroepsopleiding, een hobby, sportvereniging, de partnerkeuze…..

Voor we het weten schilderen we een willekeurige levensloop met talrijke intervallen en evenveel mogelijke invloeden. Bovendien is een opsomming als deze nog maar het begin van de echte levensloop. Wat te denken van inwerkingen door relaties met chef, collega’s en ondergeschikten, door emotionele ervaringen van geboorte, ziekte, genezing en sterven.

Hoe een leven ook verloopt: het lijkt voor de hand liggend, dat zeker een deel van de mensen -op welk moment dan ook- vanuit eigen innerlijke ontwikkeling aan de basisvragen toekomt. Een andere groep mensen weet zich met dezelfde vragen geconfronteerd na een bijzondere gebeurtenis in hun leven: na een verrassende ontdekking, een emotioneel contact met een medemens of door een zogenaamd willekeurig ’toeval’.

Dit laatste is meestal een gebeurtenis waarvan iemand op het moment van gebeuren nog niet de ware oorzaak heeft begrepen. Hij of zij heeft gewoon nog niet door, dat er wel degelijk iets eigens -als gevolg van een individuele oorzaak– hem of haar is ’toe-gevallen’.

Voor een derde categorie is het wellicht interessant, niet eens helemaal nieuw maar wel net voldoende, om geheel vrijblijvend aan het bestaan van de basisvragen te worden herinnerd.

Ongeacht wanneer het gebeurt: er is sprake van een merkwaardig soort ‘ontwaken‘. Vanaf het moment dat iemand zich de basisvragen heeft gesteld en tot een zekere diepte ervan is doorgedrongen, is hij of zij niet meer helemaal dezelfde als daarvoor.

Sommige schrijvers gaan ervan uit, dat eerst dit moment het werkelijke ‘volwassen zijn’ inhoudt of in elk geval ‘het eigenlijke mens zijn’. Met dergelijke kreten schieten we overigens niet zo veel op: het zijn niet meer dan individueel gekozen definities.

Wat daarentegen nogal wezenlijk is: over het algemeen kan het dieper overdenken van de hier bedoelde basisvragen voor de ontdekker -uitzonderingen daargelaten- leiden tot een uiterst positieve ervaring. Deze kan zelfs het gehele verdere leven positief beïnvloeden.

 

Dimensie

Voorop staat, dat hetgeen hierna volgt absoluut geen nieuwe gedachten zijn. Al zolang de mensheid bestaat is kennis van ‘Wat ben ik?’ overgeleverd. Wél was er aanvankelijk sprake van ‘wijsheid’, die van mond tot mond werd doorgegeven. Dat gebeurde in besloten scholen, waartoe lang niet iedereen toegang had. Heel anders werd de situatie in de latere tijd door verspreiding van relevante informatie in geschreven en gedrukte vorm, door verenigingen en -van recenter datum- door de mogelijkheden van internet. Op verschillende plaatsen worden intussen meerdere openingen gezocht voor toepassingen in het dagelijks leven.

Eigenlijk is het merkwaardig, dat tot op heden slechts een betrekkelijk gering aantal mensen zich in het gewone dagelijkse bestaan er bewust mee bezig wil houden. Want het gaat in feite om niets meer (maar ook niet minder!) dan bewust proberen op een andere manier te ‘kijken’ naar onze omgeving, naar alle dingen om ons heen en -niet in de laatste plaats- naar onszelf.

Bedoeld wordt te ‘kijken’ met het ‘innerlijke oog’, met ons innerlijke waarnemingsvermogen. Wie zich op deze mogelijkheid concentreert (geen enkel denkend mens is ervan uitgesloten), kan zijn of haar bewustzijn op een boeiende manier ontwikkelen. Langs een eigen dimensie kan hij of zij als het ware ontsluieren, wat sluimerend wacht om te worden ontdekt.

Natuurlijk zijn er velen die precies aanvoelen om welke innerlijke verbinding het gaat. Tegelijk laat die ‘innerlijke dimensie’ zich moeilijk omschrijven met de alledaagse woorden van onze beperkte taal. In dit geval kunnen belangstellenden steun ontlenen aan een aanschouwelijke visualisatie van het innerlijke kanaal.

Op minstens twee manieren kunnen we de gedachte zodanig visualiseren, dat de spirituele dimensie voor de meeste mensen te ‘vatten’ is. De eerste methode past de vaker gebruikte imaginatie toe van een denkbeeldig plat vlak. Als tweede hulpmiddel dient het minder bekende beeld van de binnenwand in een zak, welke we binnenste-buiten kunnen keren.

 

1: Vlakland  In gedachten breng ik mijn totale omgeving onder in een plat vlak. Ik stel mij voor te leven in een tweedimensionale wereld: dingen zijn ‘naast’ elkaar te zien, ‘voor’ en ‘achter’ bestaan ook; alleen ‘boven’ en ‘onder’ het vlak zijn onbekende begrippen. Stel dat mijn volledige omgeving, die ik met de zintuigen waarneem, zich in alle horizontale richtingen uitstrekt in zo’n eindeloos vlak rondom mij.

Hoewel ik vermoed, dat er wellicht ‘ergens’ een horizon is die ‘aan het eind’ van het vlak al die richtingen met elkaar verbindt, kan ik deze einder niet zien, want ik bevind mij zelf ín het denkbeeldige ‘wereldvlak’. In deze ‘wereld’ ken ik geen verticale dimensie.

Precies die ‘richting’ heeft mijn drie-dimensionale voorstellingsvermogen nu als het ware over om zich de extra dimensie voor te stellen, waarmee ik me volledig kan los maken van de vertrouwde wereld om mij heen. Het is mijn innerlijke kanaal, waarlangs het bewustzijn zich kan ontwikkelen.

Wanneer ik mij bij wijze van spreken nu ‘verhef’ langs deze dimensie kan ik afstand nemen tot mijzelf en mijn alledaagse bestaan. Op die wijze verwerf ik overzicht en inzicht. Het wordt dan vaak eenvoudiger om een uitweg te vinden bij het oplossen van een probleem. Dit kanaal kan mij uiteindelijk de opening bieden tot het ontdekken van wat ik in diepste wezen ben.

 

2: Binnenwand  Ook nu breng ik mijn wereldbeeld terug tot twee dimensies, maar in dit voorbeeld projecteer ik mijn omringende ‘wereld’ in gedachten op de binnenwand van een zak. Mijn bewustzijn kan dan alleen via die binnenprojectie de fysieke structuren waarnemen en is totaal onkundig van de onmetelijke ruimte buiten de zak.

Het binnenste-buiten trekken van de zak levert mij vervolgens de omgekeerde richting: ik kijk nu als het ware vanaf een ‘buitengebied’ naar mijn bekende wereld. Mijn waarnemend bewustzijn ervaart de vrije ruimte rondom en is bevrijd van de beperking alleen de fysieke wereld te kunnen zien. Deze kan ik weliswaar gewoon ervaren, maar ik weet tegelijk, dat de fysieke vormen slechts een beperkende afdruk zijn van het meer omvattende geheel.

Het zal niemand verbazen dat deze tweede visualisatie wel eens betiteld wordt als een populaire vertolking van de gekromde ruimte uit Einsteins relativiteitstheorie. Hoewel dit maar ten dele klopt, past het beeld wél bij de idee van een meerdimensionale expansie buiten het ons vertrouwde ruimte-tijdcontinuüm. Er is immers sprake van een gekromd ‘wereldvlak’.

Overigens is het belangrijk om te onthouden, dat we een dergelijke hulpvoorstelling wel zo snel mogelijk weer uit ons brein moeten verwijderen. We kunnen er een eerste stap in de andere richting mee zetten om ons gevoel ervoor te openen. Maar daarna moet het bewustzijn zelf de abstractie kunnen overnemen. Het ‘verheffen’ of afstand nemen tot onszelf moet uiteindelijk gewoon -direct gevoelsmatig- kunnen plaats vinden, níet vanuit het denken.

 

Gedachten

Onder ‘Makrokosmos’ en ‘Mikrokosmos’ is het een en ander te lezen over de wetenschappelijk erkende stelling, dat de kosmos in beginsel uit louter energievelden bestaat. Meerdere schrijvers ondersteunen bovendien de hypothese, dat er geen principieel onderscheid bestaat tussen kosmische energie en bewustzijnsenergie. Naarmate ik mij dit bewust kan maken heb ik minder moeite met de stelling, dat alles wat bestaat in oorsprong energetisch van kwaliteit is.

Vervolgens blijkt het aantal materie-deeltjes in de ruimte bijna verwaarloosbaar klein te zijn. Daarover leert de kwantumfysica bovendien, dat elk deeltje in principe niet alleen afwisselend materie of energie is, maar vooral dat -in gematerialiseerde vorm- de positie ervan nooit exact meetbaar is; die wordt uiteindelijk pas door de waarneming van het deeltje bepaald.

Dit alles tesamen zegt mij onweerlegbaar, dat energie de eerste grootheid in de kosmos is en dat -betrokken op alles wat leeft- bewustzijnsenergie dus de alles sturende factor is. Wie hiervan -na het goed te hebben doordacht- werkelijk overtuigd raakt, komt als vanzelf tot interessante consequenties.

Kennelijk kan ik positie kiezen langs een innerlijke dimensie (zie Vlakland en Binnenwand) en van daaruit niet alleen mijn huidig bestaan overzien, maar ook alle gewenste handelingen en gebeurtenissen beïnvloeden. Daarbij is de geoefendheid van mijn denken bepalend voor de effectiviteit. Maar in principe oefent de kracht van mijn gedachten altijd een invloed uit.

Uiteraard kan die invloed variëren van nauwelijks merkbaar tot beslissend sterk. De oefening hiervan en individuele morele verantwoording (welke onlosmakelijk daarmee verbonden is) zijn hoofdstukken apart. Hier en nu beperken wij ons tot de principiële vaststelling, dat ik mij -zodra ik me bewust ben van de innerlijke potentie- ook bewust moet zijn van de mogelijke reikwijdte ervan.

Versimpeld gezegd zijn mijn gedachten minstens zulke belangrijke zelfstandige elementen als alle andere concrete voorwerpen in mijn omgeving. Aan een tafelpunt kan ik mij stoten, bezeren, ja zelfs verwonden; maar dit gaat snel weer over. Door een pessimistische visie of negatieve gedachte echter kan ik mij op den duur ziek maken; en dat kan langer duren.

Anderzijds weten we eigenlijk al lang, dat gewoon positief denken in elke willekeurige situatie een stimulerende kracht betekent, die tot bruikbare resultaten leidt. Als simpel voorbeeld de functie van architect: in diens gedachten ontstaan de eerste fantasieën voor een nieuw bouwwerk. Er volgen schetsen, ontwerpen, bouwtekeningen en uiteindelijk een kompleet bestek, waarop de aannemer en onderaannemers zich baseren voor hun offertes en latere daadwerkelijke uitvoering van de bouw.

Duidelijk is dat er nooit een gebouw zou verrijzen zonder de voorafgaande ‘blauwdruk’ ervan op papier. En de tekeningen zouden nooit zijn ontstaan zonder de creatieve gedachten van de architect. Het principe waarom het gaat is duidelijk: het bewustzijn (mijn wezen), uitgedrukt  via mijn gevoels- en gedachteleven, bestuurt mijn leven, creëert en kleurt mijn omgeving.

Behalve in mijn eigen omgeving hebben mijn gevoelens en gedachten potentiëel ook invloed op de omringende sfeer van anderen. Niet iedereen kan zich afdoende daarvoor afschermen. Met het uitzenden van mijn spirituele intenties kan ik de ander, die er gevoelig voor is, teneer drukken of enthousiast maken. Wat zou het mooi zijn, wanneer wij die verantwoordelijkheid ons allen bewust zouden zijn.

Velen zouden zich bijvoorbeeld extra bedenken voor zij zich jaloers tonen of een ander haten. Hóe gedachten bij de ander aankomen heeft de wetenschap nog niet exact ontrafeld. Maar dát dit gebeurt is onomstotelijk bewezen via vele parapsychologische experimenten. Kortom:

Bewustzijn gaat vooraf aan de uitdrukking ervan in de stof; gedachten scheppen de vorm.

 

Werkelijkheid

Tenslotte blijft toch -alle hulpbiedende imaginaties en hypothesen ten spijt- in het begin voor velen de grote moeilijkheid bestaan om de spirituele wereld als voornaamste werkelijkheid te aanvaarden. Ja, eigenlijk zou hier moeten staan: als enige werkelijkheid! In welk geval de vertrouwde materiële wereld tot ‘maya’ of zinsbegoocheling zou degraderen. En dat gaat voor het denkniveau van nu nog wel heel ver…

Ook al proberen de overleveringen uit het verleden ons hiervan wél te overtuigen…. Maar wie van ons kan dit nú al in het denken inpassen? Kennelijk hebben we nog enige wegen te gaan.

Voorlopig ziet het er naar uit, dat ik al veel gewonnen heb, wanneer ik de ontdekte ‘volgorde’ overtuigd kan aanvoelen, te weten: in alles de spirituele werkelijkheid als primair ervaren.

Daarna kan ik -uitdrukking gevend aan de energetische ‘blauwdruk’- de fysieke vormen als secundaire werkelijkheid inbouwen. Althans voor zover ik die voor het aanschouwelijk maken van mijn wereldbeeld nodig heb. In de loop der tijden ben ik bijzonder geoefend geraakt in het steeds maar weer opnieuw scheppen van mijn wereldbeeld. Het vindt inmiddels  -als een automatisch proces- onbewust plaats. Wij doen dit als vanzelf.

We hebben het dan alleen maar over míjn voorstelling van de dingen om mij heen. Niemand kan precies weten hoe de ander een zelfde omgeving, voorwerp of persoon ervaart. Bij de ander hoort zíjn interpretatie van die omgeving of háár voorstelling van het ding. Ieder heeft zijn of haar ‘privé-wereldbeeld‘ in het voorstellingsvermogen van het eigen bewustzijn.

We hebben als het ware over alles afspraken gemaakt. Dat begint al in de wieg, wanneer de ouders vertellen wat ‘warm’ genoemd wordt of ‘koud’, wat ‘hard’ heet of ‘zacht’. Alleen omdat iedereen geleerd werd hoe we de kleur, de vorm e.d. van alles gewend zijn te benoemen of te zien, kunnen we met elkaar over de dingen communiceren.

Elke dag opnieuw beleef ik ‘mijn wereld’ met alles om mij heen, omdat ik de attributen ervoor naar behoefte onbewust ten tonele voer. Natuurlijk zijn alle dingen in hun wezenlijke status, dus energetisch op hun eigen plek aanwezig. Er is zelfs veel meer aanwezig dan ik ‘gebruik’ voor mijn stoffelijke wereld. Ik ‘realiseer’ echter in het bewustzijn alléén wat ik nodig heb.

Uitsluitend die zaken en voorwerpen, welke ik voor mijn wereldbeeld noodzakelijk acht, dicht ik een stoffelijk bestaan toe. Bijgevolg verwerkelijk ik hen automatisch door onbewust hun ‘huid van oppervlaktespanning’ te willen zien. Via het bewustzijn ervaar ik het object dan als ‘zichtbaar’ en uiteindelijk dus als aanwezig. Lichtweerkaatsing en mijn onbewuste denkkracht maken dat gezamenlijk mogelijk.

Doordat ik -meestal onbewust- mijn aandacht richt op hetgeen ik binnen mijn omgeving verwacht, ontrolt zich mijn wereldbeeld van minuut tot minuut. Ergens in mijn hersenen ontstaan de beelden, die tesamen en achtereenvolgens de projectie bepalen van mijn wereld.

Ik wéét dat het huis aan de overkant er is, ik ken ook het karakter, de kleur en het formaat ervan. Dus projecteer ik het automatisch precies dáár op mijn wereldtoneel -binnen het beeld van mijn bekende wereld- waar ik het verwacht. Maar laten we niet vergeten, dat de energetische werkelijkheid van het huis ‘nagenoeg leegte’ is.

Een persoon is mij bekend. Ik ken zijn karakter, zijn intenties, zijn postuur, zijn stem. Op het moment dat hij in de spirituele werkelijkheid aan mij denkt, kan ik dat soms telepathisch ervaren. Zodra hij bovendien met het stoffelijk lichaam in mijn omgeving komt, helpt mijn onbewust mechanisme meteen om hem -voor míj- zichtbaar, tastbaar, ervaarbaar te maken.

Met deze alinea’s heb ik ook een antwoord gevonden op de elementaire vraag: ‘Wat ben ik?’ Want omdat ik -samen met alles wat bestaat- deel uitmaak van de spirituele werkelijkheid, ben ik dus in eerste instantie energetisch. En omdat ik een levend wezen ben, ben ik een vonk bewustzijnsenergie. Belangrijk is niet te spreken van ‘míjn bewustzijn’, want wat of wie zou kunnen spreken van ‘mijn bewustzijn’? Ik bén bewustzijn.

Weliswaar bestaat er nog geen wetenschappelijke eenstemmigheid over de vraag, in hoeverre bewustzijnsenergie overeen komt met de universele kosmische energie. Wél hebben velen al begrip voor de hypothese van een universeel non-lokaal bewustzijn, waarin elk levend wezen min of meer onbewust dan wel bewust met zijn of haar oorsprong geworteld is.